Leesshot: 2015



Wacht even

Ze bedenkt dat wachten niet erg is. Al dat jachtige. Je druk maken om verstrijkende tijd is zinloos. Als je moet wachten kun je genieten van de rust. Dat doet ze, trots.
Tot de tandarts roept dat ze aan de beurt is.
Op de schommel. Haar gezicht vangt zonnestralen, haar benen voelen de lucht waar ze doorheen zwieren, een sterke hand in haar rug. De droom wordt ruw verstoord.
"Mooie brommer" "Ja he?!" Hij pakte haar handje, gaf haar een aai over haar bol, en keek recht in de ogen van de beteuterde Hells Angel.
Zijn hand stokte, hij probeerde het zich voor te stellen. Maar hij wist niet hoe moeilijk het was een web te maken en maakte z'n beweging af.
Zuil voor zuil werpt zijn schaduw op de tegels. Niets dat het ritme verstoort. Aan het einde is een venster. Met uitzicht.
"Zei ik dat echt?" ze was brak en dit maakte het beroerder. "Ja, zo denk jij dus." "Onzin, als ik nadenk zeg ik dat soort dingen niet. Zó denk ik."
Hij verschoof z'n hand van haar billen naar haar rug. Broer en zus? Hij keek haar aan en zag dat hij hem terug kon leggen. 't Kon er nog wel bij.
Zwetend keek hij zichzelf aan. Sport verbroedert, maar hij bleek een rotbroer. Hij zou 'sorry' gaan zeggen én nooit meer voetballen.
Zodra ze echt dood was, was het koppelplan een goed idee. Maar ze had 'geluk', leefde nog en moest aanzien hoe Ties wel erg genoot van haar mensenkennis.
Matthias was snel opgeklommen van scheepsjongen tot stuurman. Hij dacht nog wel eens aan zijn heer met zijn talenten. Het beste wat hem was overkomen.
"Alsjeblieft Ans" Bedaard gaf hij haar een boterham. Hij hield niet van haar, hij zorgde voor haar. Meer of minder zou verraad zijn aan zijn Ansje.
De wind sloop door het huis en klopte aan elke deur. Dit was de perfecte avond. Aron streek een lucifer aan. Vanavond zou hij indruk maken.
Doef was blauw en zacht. Hij had oren rondom zijn hoofd. Je kon hem er handig aan vasthouden. Zo ging hij altijd mee op avontuur en was je nooit alleen.
Ze hield niet van natuur. De snelheid waarmee ze erop af suisde maakte alles goed. Ze kon zich geen volgende sprong veroorloven en trok niet aan de chute.
"Sorry" Hij deed z'n best het echt te laten klinken. Maya zou woest zijn. Maar ze was Maya niet en vond het lief dat hij voor haar loog.
De hond van Nooteboom lag languit in zijn hoofd. Die wel, maar of hij Plato die ochtend al had uitgelaten wist hij niet meer.
Terwijl de schwung van het verhaal na-ijlde en haar gedachten in epische volzinnen boetseerde, liet ze het goed aflopen, alleen voor zichzelf.
Z'n loopje was stoer, maar niet te. Ed lachte naar de buuf en woog de sporttas in zijn hand. Hij liet hem het liefst dicht, maar de pijp zat erin. Payday!
Gus lag onder haar bed. Hij had een grote neus en scheve ogen. Best lelijk, maar dat hielp juist tegen de onderbedmonsters. Ze was nooit bang.
Ze was onschuldig. Toen ze hem lul noemde, had ze het zachtjes gedaan. Hij wilde haar niet verpesten. De zon scheen, het zou wel goedkomen.
De hond zou voor eeuwig op hem wachten.
Niemand wist het. Je kon het ook niet aan haar  zien. Maar ze was een groots auteur. Ze bedacht het allemaal.
Niets is wat het lijkt. "Dat weten we dan ook weer", dacht hij terwijl hij keek naar het niets. "Wat nu?" Zelfs opruimen was geen optie.
Kippenvel, rond haar lippen werd het warm. Zonde om te negeren. Ze sloeg haar benen over elkaar, genoot, en vroeg naar z'n ervaring in ICT.
Daan was een goede jongen. Hij hield van haar moeders baklava en de antwoorden van haar vaders religie. Maar het was niet haar recept.
"Rondondendronpapegaai"
"Houd op met die woordfröbels. Kunnen we alsjeblieft normaal ruzie maken?"
"Niet als je het beleefd vraagt."
"Allejezus" zei hij en dacht vervolgens off-topic: "Alle en enkelvoudige jezus. Zou hij dan toch geloven? of bedoelde hij Allah en Jezus?"
Judith keek naar zijn slapende gestalte. Ze zou het goedmaken. Daar kon ze wel honderd manieren voor bedenken.
Het was 'r niet eens echt geweest. Het had onterecht vertrouwd en spannend gevoeld. Morgen kon hij naar zijn ouders, dan was pa niet thuis.
Het was niet dat de droom niet was uitgekomen. Het bleek gewoon niet zo leuk te zijn.
Joris hield zijn schild voor de vlam uit het grote groene gat, haalde diep adem en kuste de draak. Poef! Daar was ze. Ze leefden nog lang en gelukkig.
“Niet”
"Wel”
“We zijn het nooit eens eens”
“Wel”
“Niet”
“Zie je wel”
"Huh?"
"Gewonnen"
Johan had niet geweten wat hij moest verwachten. De zoon keek hem aan. Zijn beladen vraag had Johan opgelucht. “Nee, ik ben niet je vader.”
Nog terwijl hij “Schoonheid!” riep, veranderde zijn verbazing haar hier te ontmoeten in besef dat hij zich vergiste. Het werd een bijzonder gesprek.
Zilt, mooi woord, ze speelde ermee op haar tong. Het wond haar op. Toch was het ook de smaak van naderend bederf en proefde ze tranen.
"Dat zien we morgen dan wel weer." Eva wist niet waarvoor ze banger was: dat het echt de laatste dag zou blijken of dat het gewoon doorging.
Met het krijt nog op haar handen schreef zij -uiteraard fictief- over een ingewikkeld ontluikende relatie met die ene leerling.
Langer ontkennen had geen zin. Hij schreef zich in bij e-matching. Maar in zijn hoofd waren ze nog gelukkig.
'Rook en hazelnoot' daar was het mee begonnen. Of eigenlijk niet, maar omdat het echte begin niet geijkt is, kies ik rook en halzelnoot.